Louis
Vorige zondagmorgen trok ik mijn loopschoenen aan voor mijn wekelijks joguurtje. De nacht had een wit laagje op het landschap getoverd, wat voor prachtige beelden op mijn netvlies zorgde. Diep in gedachten verzonken, vertrok ik voor een uurtje ontspanning. Ik naderde de steenweg en zag tot mijn grote verbazing dat een hele rij huizen te koop stond. Ook het rijhuisje van Louis, een oude man die vaak in zijn deuropening stond en me dan keer op keer aansprak. Meestal kruisten onze wegen toen mijn toertje erop zat en het al tegen de middag aan liep. Op een weekdag ging hij dan zijn potje gekookte aardappelen afgieten, in de goot van een drukke steenweg. In het begin moest ik erom lachen, want dat had ik nog nooit iemand eerder zien doen, maar daarna werd het stilaan een vertrouwd beeld.
De eerste keren dat ik voorbij liep, keek hij reeds van ver, zei goeiendag en staarde me nog lang na. Ik voelde dan zijn glimlach in mijn rug. Het leek wel of hij in zijn deur ging staan tot ik passeerde, al beeldde ik me dat waarschijnlijk in. Maar toch zag je oprechte vreugde in zijn ogen wanneer iemand hem aansprak of begroette. Hij zag er ook steeds heel koket uit: zijn weinige witte haren in de plooi en altijd tiptop met grijze broek en wit hemd, het leek wel alsof hij dagelijks naar één of andere festiviteit moest, zo keurig was hij steeds gekleed.
Na een aantal weken begon hij me aan te moedigen. Meestal ging dat van: ‘Komaan, een beetje rapper hé’. Hij kon natuurlijk niet weten dat ik er dan 10 km had opzitten en ik snakte naar een hete douche. Maar ik betrapte me erop dat ik dan toch telkens een beetje sneller liep, al was het maar om hem te plezieren. Want als ik wat versnelde, kon je ervan op aan dat een lichte glimlach zijn oude gezicht sierde. Het was alsof zijn stimulans ervoor zorgde dat mijn snelheid opgedreven werd en misschien was dat ook wel een beetje zo. Een andere keer riep hij: ‘Ge zijt er bijna’, hoewel hij niet wist waar ik woonde en hoe ver ik nog moest lopen, maar hij had wel gelijk, want als ik bij hem passeerde, zat ik aan mijn laatste kilometer. Meestal balde hij zijn vuist dan om te laten zien hoe sterk we waren.
Op zondag kwam hij tegen de middag steevast met zijn rollator van bij de frituur een beetje verderop. Je kon er je uurwerk op gelijk zetten wanneer hij frietjes ging halen, elke zondag. Die geurden telkens zo verleidelijk vanuit het bakje van zijn loopkarretje. Ik durf wedden dat hij steeds hetzelfde bestelde en iets in me zegt dat het geen moderne toestanden waren als een curryworst, maar dat hij eerder koos voor een ouderwetse friet stoofvlees met mayonaise. Dat paste echt zo goed bij hem. Soms gebeurde het wel eens dat ik hem een paar weken niet tegenkwam en dan riep hij al vanuit de verte zwaaiend: ‘Ah, amai het is lang geleden dat ik u nog gezien heb.’
En nu loop ik voorbij zijn huis en ik merk op dat alle omliggende rijhuisjes te koop staan,… behalve het zijne. Ik kan een spontane glimlach niet onderdrukken. Waarschijnlijk hebben alle eigenaars een hoge prijs gekregen om hier nog maar eens een nieuw appartementenblok te zetten, maar deerde Louis dat niet. De kranige man hield koppig voet bij stuk.
De laatste weken heb ik Louis desondanks niet meer gezien… Is hij verhuisd naar een woonzorgcentrum of is hij misschien overleden? Een nostalgisch gevoel overvalt me. Een leven flitst zo voorbij. Al heb ik die man nooit echt gekend, hij was een vertrouwd gezicht op mijn wekelijks sportuurtje en ook al hebben we nooit een echt gesprek gehad, ik voelde dat zijn aanmoedigingen vanuit zijn hart kwamen. En ook mijn begroetingen waren steeds oprecht, want mijn respect was groot. Een oude man die nog elke dag zijn eigen aardappelen kookt en zo goed op zijn eentje zijn plan weet te trekken.
Aan de gezellige kersttafel bij de familie flitste de gedachte aan Louis door mijn hoofd.
De dagen nadien betrapte ik mezelf erop dat, wanneer ik voorbij zijn huis liep, ik telkens wat vitesse bij zette, om hem een plezier te doen.